[Sipke Jan Bousema, 2016]
Bloed afkomstig uit ons spijsverteringskanaal, uit de alvleesklier, de galblaas en de milt, wordt normaal naar de lever vervoerd via de poortader. In de lever vertakt de poortader zich in vele zeer kleine takjes. Op die manier kunnen binnen de lever de afvalstoffen uit het bloed worden gehaald en worden verwerkt. De (goede) stoffen die de lever heeft aangemaakt, worden aan het bloed teruggegeven. De kleine takjes komen weer samen in de leveraders die het bloed via de onderste holle ader naar het hart vervoeren.
Bij cirrose kan het bloed steeds moeilijker door de lever stromen en daardoor zoekt het bloed andere wegen dan de poortader om uiteindelijk terug naar het hart te stromen. Er ontstaan sluiproutes. Eén van de sluiproutes loopt via de aders in de slokdarm.
In de slokdarm lopen kleine aders waar normaal heel weinig bloed door stroomt. In deze situatie gaat er meer bloed door stromen en zwellen de aders op. We spreken dan van spataderen. Op dezelfde manier kunnen ook kleinere spataderen boven in de maag ontstaan.
Door de zwelling van deze aders ontstaat het risico op bloedingen wanneer de druk op de wand te groot wordt.
Bij alle mensen met een levercirrose is het belangrijk om vast te stellen of er spataderen aanwezig zijn. Dit om tijdig voorzorgsmaatregelen te kunnen nemen om een bloeding te voorkomen. In principe is hier een ‘gastroscopie’ voor nodig. Hierbij wordt met een flexibele slang met camera in de slokdarm en maag gekeken.
Het blijkt dat dit onderzoek achterwege kan blijven bij mensen met de volgende kenmerken: Fibroscan 150. Dit geldt alleen voor een cirrose die niet door een cholestatische leverziekte wordt veroorzaakt. Risico voor een bloeding is bij deze groep zo klein dat een gastroscopie niet nodig is. Wel moet dan de fibroscan jaarlijks worden herhaald.
Wanneer bij de scopie de spataderen een bepaalde omvang blijken te hebben, moet gestart worden met medicijnen om de druk in de aders te verlagen. Wanneer de spataderen nog niet aanwezig zijn, of erg klein, moet de gastroscopie na een aantal jaren worden herhaald.
Er wordt nog steeds onderzoek gedaan om methoden te vinden waarmee het risico op bloedingen kan worden vastgesteld zonder gastroscopie.
Wanneer sprake is van risico op bloedingen zal worden gestart met de zogenaamde bètablokkers. Deze medicijnen verlagen de bloeddruk en verlagen ook de polsfrequentie. Propanolol blijkt hiervoor het meest geschikt. De dosering wordt individueel aangepast aan de polsfrequentie en ligt meestal tussen de 80 mg en 160 mg. Wanneer dit medicijn absoluut niet wordt verdragen, kan eventueel gekozen worden voor carvedilol.
Ook wordt er in deze situatie soms voor gekozen om de spataderen, uit voorzorg, met bandjes te behandelen.
Een bloeding kan ontstaan als eerste uiting van een levercirrose die niet eerder werd vastgesteld. Verder bij een reeds bekende cirrose, wanneer plotseling een ernstige verslechtering optreedt.
Bij een bloeding verzamelt het bloed zich in de maag. Daardoor ontstaat misselijkheid en gaat de patiënt meestal braken. Hierbij wordt helder bloed gebraakt. Het bloed wat in de darm terecht komt, wordt zwart door invloed van bacteriën. Daardoor wordt ook de ontlasting zwart.
Een bloeding wordt behandeld met middelen die de bloeddruk verlagen, zoals octreotide of terlipressine. Deze worden per infuus toegediend. Bij een ernstige bloeding is het soms nodig om een buisje in de luchtpijp aan te brengen (een zogenaamde intubatie) om te zorgen dat er geen bloed in de luchtpijp terecht kan komen. Zodra de situatie dat toelaat wordt gestart met een behandeling via de endoscoop. Hierbij worden de spataderen de scoop binnen gezogen en daarna wordt er een elastiekje omheen geschoten. We noemen dit rubberband ‘ligatie’. Er ontstaat dan in de slokdarm een klein afgeklemd bobbeltje dat vanzelf zal afsterven. Vaak zijn meerdere behandelingen nodig om alle spataderen op die manier af te binden.
Wanneer iemand zich met een bloeding presenteert, wordt altijd gestart met een antibiotische behandeling om een infectie te voorkomen. Dit omdat bij een te hoge druk in de poortader bacteriën gemakkelijker door de darmwand naar de bloedbaan kunnen gaan. Verder hebben mensen met een gevorderde cirrose een verminderde weerstand, waardoor ze gevoeliger zijn voor infecties.
In het geval van een bloeding moet de hoogte van het hemoglobinegehalte acceptabel blijven met zo weinig mogelijke bloedtransfusies. Bloedtransfusies kunnen de druk in de aders verhogen en daardoor negatief werken op de bloeding.
Als een bloeding zeer moeilijk onder controle te krijgen is, kan worden overwogen om een TIPS (Trans Intrahepatische Portosystemische Shunt) te plaatsen. Hierbij wordt in de lever door middel van een klein buisje een verbinding gemaakt tussen een takje van de poortader en een takje van de leverader. Hierdoor kan het bloed uit de poortader gemakkelijker naar de leverader stromen, waardoor de druk in de poortader lager wordt. Dit heeft tot gevolg dat ook de druk in de slokdarmspataders lager wordt. Het buisje wordt met een catheter via een halsader naar de lever gebracht. Het inbrengen gebeurt onder narcose.
Hambakenwetering 15
5231 DD 's-Hertogenbosch
Tel: 085 - 27 34 988
E-mail: ofni @leverpatientenvereniging.nl
KvK: 40535249
Bank: NL 44 INGB 0000 361 038
ANBI: 808313472